Vooruitblik

Benieuwd naar deel 2 van Machiel Dierks? Hier vast een vooruitblik.

p.501---HQ---RI-68-1-Stadsarchief-Rotterdam

(Rotterdam 24 september 1846)

Een zachte wind waait van over de Maas. Uit het grijze wolkendek valt geregeld een spat regen. Een man loopt over de kade.  Zijn handen steken in zijn zakken. Zijn pet heeft hij diep over zijn voorhoofd getrokken. De broek die hij draagt is versleten. Zijn rechter elleboog steekt door zijn jas en het hout van zijn klompen is zo dun, dat hij vreest dat de gaten er eerdaags in zullen vallen.

Vermoeid sjokt hij over de Veerdam en langs de statige herenhuizen van het Nieuwe Werk. Nooit eerder was Machiel zo ver van huis, zo lang weg van Leentje en de kinderen. Hij voelt zich een vreemde in de stad en hulpeloos. Een onaangename geur van mest en azijn prikkelt zijn neus en ontneemt hem zowat zijn adem. Snel loopt hij voorbij de molen en de loodsen van de witloodmakerij. Hij steekt een bruggetje over en vervolgt zijn weg langs weer een kade.

Achter de imposante gevels van De Boompjes huizen kantoren en sjieke hotels. Machiel probeert de namen te lezen: Hotel de l’Europe, Groot Bath Hotel, Groot Hotel de Pays Bas. Onzeker gluurt hij van onder zijn pet naar de bedrijvigheid om zich heen. Op het water krioelen schepen en scheepjes. Grote drie- en viermasters van over de wereld liggen aangemeerd. Er wordt geladen en gelost, passagiers gaan van en aan boord en overal klinken stemmen in vreemde talen.

Uit één van de hotels stapt een tengere man. Even staat hij stil. Hun blikken kruisen elkaar. De vriendelijke, grijze ogen nemen Machiel indringend op.

‘Machiel, Machiel Dierks. Ben je het echt? Je bent het echt!’

Verbaasd kijkt Machiel de ander aan. Die grijze ogen, het hoge voorhoofd, z’n tengere postuur. Hij herkent de ander direct. ‘Albert. Je bent Albert van Raalte. Wa doe jij hier?’

‘Dat kan ik beter aan jou vragen. Man wat zie je er uit. Je kan vast wel een hap eten gebruiken. Kom mee.’

Even later zitten ze tegenover elkaar aan een tafeltje in het Rotterdams koffiehuis. Albert bestelt een uitgebreide maaltijd voor Machiel en bier voor zichzelf.

‘Ik eet later met mijn gezin in het hotel. Maar geneer je niet’, zegt Albert als hij ziet hoe Machiel schroomt. ‘Weet je nog hoe jullie mij te eten gaven toen ik uit Leiden was komen lopen?’ Machiel knikt en glimlacht als hij terugdenkt aan de jonge student die in hun keukentje verlegen prikte van de aardappelen die moeke hem had voorgezet. De honger doet de rest. Bezorgd kijkt Albert toe. Alsof hij dagen niet gegeten heeft, zo zit Machiel te schransen. Hij ziet er slecht uit. Bleek, mager, vermoeid, oud voor zijn 33 jaren.

‘Zo vertel me nu maar waarom je als een zwerver door Rotterdam loopt’, dringt Albert aan.

Meer over Rotterdam in de negentiende eeuw

8 gedachten over “Vooruitblik

Plaats een reactie