In het kader van het thema van de boekenweek een stukje uit ‘Kunst van Leven’.
Een pad loopt door het oude landschap. Langs de kant staat een berk. Zijn frisse bladgroen tekent scherp af tegen het wit van de stam en de helderblauwe lucht. Struiken en opslag groeien tussen grassen en hei. Een adder kronkelt zich ongezien een weg, een zandhagedis kruist het pad.
De wandelaar komt hier graag. Hij geniet van de weidsheid en de stilte. Kleurige vlinders fladderen van bloem naar bloem en libellen scheren sierlijk over het water. Daar groeien veenmossen en wollegras. Zangvogeltjes zingen hun vrolijke lied.
Het is een kwetsbaar gebied, met nog wat laatste resten levend hoogveen. De rest van het veen werd afgegraven of platgebrand. Wat natuurlijk lijkt, wordt nu door menselijk ingrijpen beschermd tegen verdroging en verzuring.
De sloot is afgedamd om verdere ontwatering tegen te gaan. Bedreigde soorten houden zich moeizaam in stand in dit relict van hun leefmilieu.
De wandelaar bekommert zich om de kwetsbare biodiversiteit, zoals hij zich zorgen maakt over alles wat weerloos is. Het kind dat, afgekocht met dure cadeaus, snakt naar de aandacht van zijn ouders. Het huisdier dat als een overbodig ding achtergelaten wordt in een bos. De aarde zelf, die moeder die ons draagt, maar nauwelijks nog bij machte is te herstellen van de uitbuiting van haar grondstoffen.
Een kraanvogel vliegt met gestrekte hals over. De aanblik verheugt de wandelaar. Dat deze vogel broedt in dit gebied is een teken dat de beschermingsmaatregelen vrucht afwerpen. Het stemt hem hoopvol voor de toekomst van de aarde.